Ditmaal betreft het inventarisnummer 0016-6046, berustend in het Rijks Archief Gelderland en behelst het 1 omslag.
EEN.
Epe, 16 april 1812. De maire van Epe correspondeerde (in het Frans) met de Gelderse prefect over het steeds weer in beslag nemen van voertuigen voor het vervoeren van gevangenen door de gendarmerie. Te vaak werden volgens hem wagens opgeëist om troepen of gevangenen op transport te zetten tussen Heerde en Apeldoorn, die, en dat was de afgegeven verklaring hiervoor, niet in staat zouden zijn zelf af te marcheren. Uit eerdere correspondentie van 17 januari 1812, no. 229, bleek de maire hierover al eerder aan de bel te hebben getrokken., maar had dit niet tot resultaten geleid.
TWEE.
Arnhem, 23 april 1812. Van Dedem, plaatsvervangend Sous-préfet van Arnhem (en ook de Veluwe) had hierover eveneens correspondentie gevoerd. Het bleek namelijk dat wanneer de maire van Epe weer eens bezwaar maakte tegen dat gerequireer de gendarmes hem dreigden de gevangenen in Epe te zullen achterlaten, en dàt voor zijn rekening en verantwoording.
DRIE.
De Prefect besloot daarop (kladbrief van 6 mei 1812) het volgende: na de zaak te hebben onderzocht, meende hij, de Prefect, hiertegen niets of weinig te kunnen ondernemen. Hij verzocht de betrokkenen hem maar een lijvig rapport over de kwestie toe te sturen.
VIER.
De auditeur van de Staatsraad van de (tijdelijke) onderprefect van Arnhem stuurde op 5 juni een vervolgbrief over wat inmiddels de Epese gendarmeriekwestie was gaan heten: ,,… heb ik UL te rapporteren, dat de gendarme te Heerde gestationeerd dagelijks gevangenen en gearresteerde personen van allerlei aard overbrengen tot Apeldoorn, dat het zeer dikwijls gebeurd, dat dezelve tot deze gemeente gekomen zijnde wagens en karren hebben gevraagd, om de gevangenen te transporteren alzo zij voorgeven niet verder te kunnen gaan, dat alzo die gendarmes van Heerde, het geen maar een uur van deze gemeente af is, met de gevangenen komen, zij aldaar ook wel kunnen weten of de gevangenen kunnen gaan of niet dog dat zij te voet tot hier met dezelve komen.”
Hierop liet de maire van Epe weten van de brief van 17 juni 1812 van het kantoor van de Prefect te hebben begrepen, het verzoek om vervoer van Epe tot Heerde te mogen weigeren. Waarop de gevangenen inderdaad in Epe werden achtergelaten en ze op eigen gelegenheid naar Heerde gingen. Uiteindelijk stuurden hogere instanties Epe hiervoor meerdere malen een rekening. Kort hierna besloot de mairie Heerde de gevangenen op hun kosten maar te gaan ophalen waarna de gendarmerie ze verder vervoerde richting Apeldoorn en verder. En was ook deze kwestie ‘opgelost’. Niets nieuws onder de zon, wel?
+++++++++++++++++++++++++++++
dr. Elze Luikens
H. Luikens-de Kruif
Elke een à twee maanden een nieuwe blog, dit om te voorkomen dat deze website voortijdig van het internet verdwijnt.