Plaatsen van betekenis

Het ministerie van Economische Zaken heeft subsidie gevonden voor een bijzonder project. Laat me dit uitleggen.

Toerisme is een al sinds mensenheugenis voorkomend aspect van de mens die graag verre reizen aflegt om te leren van andere volkeren, gebruiken en gewoonten. Napoleon’s militaire expeditie naar Egypte, 1798-1799, was weliswaar allereerst bedoeld om de Engelsen – zijn aartsvijand – uit de Middelandse zee te verdrijven, maar niet alleen dat. Geleerden van diverse pluimage reisden op zijn verzoek met hem mee. Hetgeen maar weer eens aantoont dat het beeld van de grote generaal die slechts legers vooruit commandeert slechts gedeeltelijk juist is. De Egyptologie vindt er zelfs zijn oorsprong. Met andere woorden: Napoleon’s militaire onderneming was tevens een cultuurhistorisch uitje waar latere geleerden, maar van de verzamelde informatie over het rijk der Pharao’s, ook latere toeristen graag over lazen om uiteindelijk een en ander met eigen ogen te willen zien.

Bron: http://hethuisvanoranje.nl

 De moderne cultuurhistorisch ingestelde toerist zoekt zijn informatie in goed geschreven reisverhalen, maar nog meer op het internet. Nu weten we allemaal wel dat wanneer een zoekterm op Google is ingetikt dit zoveel gruisinfo met zich meebrengt dat het bekende spreekwoord “door de bomen het bos niet meer zien” helemaal klopt. Ook al filter je erop los… dan nog.

Ik begon deze bijdrage met de mededeling dat het Ministerie van Economische Zaken een subsidie heeft verstrekt. Nu doet ze dat wel meer, maar deze subsidiestroom is gericht op het ontwerpen en aan de praat krijgen van een website waar de cultuurhistorische toerist zijn voordeel mee kan doen. Er wordt op deze website in ontwikkeling doelmatige info verstrekt over plaatsen en personen: in Nederland, maar ook ver daar buiten (Europa). Op de site zelf vertellen ze er genoeg over.

Om een en ander te doen slagen en duidelijk af te bakenen, kwam men tot het indelen van tijdvakken. Voor de overzichtelijkheid naar ik aanneem. Eén van de tijdvakken is dat van Napoleon. Het ligt in de bedoeling van de opbouwers en inhoudelijke vormgevers van de site plaatsen en personen die onder meer te maken hebben met Napoleon helder in kaart te brengen. Een bezoek aan Jena of Austerlitz, maar ook paleis Het Loo, gaat een geheel andere belevenis worden wanneer je via de site ‘Plaatsen van betekenis” vooraf of direct mobiel zinvolle informatie ter beschikking hebt.

Nu doe ik via deze website/blog al enkele jaren hetzelfde, maar dan voor Gelderland en dan specifiek de Napoleontische periode. U kunt via de “Zoek”mogelijkheid artikelen lezen over bijvoorbeeld Winterswijk, Ermelo, Elst of over personen. Kennen is weten. Omdat dit zo is hebben de makers van de website www.plaatsenvanbetekenis.nl  mij verzocht, u bezoeker, op hun website in ontwikkeling attent te maken. Bij deze.

dr. Elze Luikens     dr.e.luikens@live.nl

Napoleon’s soldaten deserteren wel eens: overlast in Gelderland

Deze slideshow vereist JavaScript.

In de loop van 1811 werd het de mannelijke bevolking van Gelderland, maar uiteraard ook de overige Nederlanders, snel duidelijk: de vrijblijvendheid met koning Lodewijk’s vrijwilligersleger werd vervangen door de dienstplicht. Niet langer een uitnodiging in bijvoorbeeld de Koninklijke Courant om het goede vaderland als vrijwillig dienend soldaat te hulp te snellen, zoals eens onze voorouders deden (?). In plaats daarvan deelden keizerlijke bulletins in elk dorp en in elke stad aan de ervoor in aanmerking komende mannen mee zich op een hiervoor aangewezen plek te komen aanmelden om vervolgens te worden gekeurd voor Napoleons leger.

Juist in deze jaren ontstond het begrip “Grande Armée” , hetgeen al in de richting van de Tocht naar Rusland begon te wijzen. Begrippen als het Noorderleger, het Italië- en het Duitse leger verdwenen op den duur. Mannen uit allerlei landen die op de een of andere wijze verbonden waren via hun regeringen en/of vorsten aan de almacht van de Franse (lees: napoleontische) hegemonie deden mee. Eindelijk konden dan toch nog de vruchten worden geplukt van een aanvankelijk moeizaam ingevoerde burgerlijke administratie. Deze administratie deed voortaan in één oogopslag zien wie op welke leeftijd kon worden opgeroepen. En dan zwijg ik  nog over de andere voordelen die deze Burgerlijke Stand, maar ook de achternaamgeving bood. Het bracht orde, het bracht een zekere gelijkheidsprincipe, het bracht snel overzicht. Lichtingen voor de dienstplicht konden zo gemakkelijk per jaar worden opgeroepen, de namen stonden alphabetisch in de militaire registers vermeld; niemand ontkwam hieraan, want het op last van de Franse keizer ook hier ingevoerde bevolkingssysteem was vele malen nauwkeuriger dan de tot dan aangelegde kerklijsten, die slechts een overzicht boden van geboorte-, doop-, trouw- en overlijdensakten. Akten die lang niet altijd nauwkeurig waren bijgehouden. Menig geneologisch onderzoek verloopt daarom moeizaam als peildatum 1810 is bereikt. Maar dit terzijde.

Vroegere historische werken die Nederland tijdens de Franse overheersing beschrijven, spreken over onwilligheid, wanneer ze het hebben over de Nederlandse lotelingen die moesten dienen in Napoleon’s leger. Deze werken zijn veelal geschreven vanuit het standpunt dat de Franse tijd (1810-1813) een verschrikkelijke tijd is geweest voor de gehele bevolking. Dit beeld weet zich, na jaren van eigen onderzoek, maar ten dele staande te houden. De onvrede over Napoleon begon pas in de loop van het najaar van 1812 voorzichtig de kop op te steken. Daarvóór was er behoorlijk veel enthousiasme onder grote delen van ook de Nederlandse bevolking voor de “Redder van de Vrede in Europa” . Toch wilde niet iedereen dienen in het leger van de Franse keizer. Dit had te maken met het niet kunnen wennen aan de vereiste discipline, iets waar Nederlanders toentertijd wel vaker last van hadden. Bovendien moest er eerst worden gediend en werd er pas daarna betaald. En dat was met Lodewijk Napoleon’s vrijwilligerslegertjes net andersom. Ook zal heimwee hebben meegespeeld en was het zich onmisbaar weten in het familiebedrijf (boeren, zowel als ambachtslieden) een knellend probleem. Ook wist men niet van te voren hoelang de diensplicht duren zou: was het per veldslag, per jaar of was het voor onbepaalde tijd?

Het deed enkele in garnizoen te Deventer gelegerde soldaten besluiten om begin juli 1811 met wapens en al de IJsselstad spoorslags te verlaten, richting Zutphen. Nu gebeurde het wel vaker dat manschappen deserteerden. Zulke mannen voelden zich terecht vogelvrij, want de inwoners van voornamenlijk het platteland waren bang voor uit de hand lopende toestanden met deze opgejaagde groepen die immers het rauwe soldatenleven met zich meenamen. Er moest aan eten en drinken worden gekomen en niemand was bereid dit vrijwillig af te staan; anders kon de verdenking op je worden geladen dat je de deserteurs bereid was geweest te helpen vluchten. Het bericht van de Deventer deserteurs werd per ijlbodes aan alle maires in de Achterhoek doorgegeven met het verzoek geen confrontatie met ze aan te gaan, maar ze wel weg/op te jagen. Intussen werden gendarmes en douaniers opgedragen de gevluchte mannen, waarvan men zei niet precies te weten met zijn hoevelen ze waren, in te sluiten.

Hier en daar was er inmiddels al contact tussen de lokale bevolking en de deserteurs geweest; deserteurs die steeds brutaler voedsel eisten en nu en dan ‘hun wapens gebruikten’  om te dreigen. Paniek sloeg toe, toen de groep te Eck en Wiel was gesignaleerd. Geen mens begreep waar de soldaten naar toe wilden gaan, totdat de maire van Herwen aan de Tielse onderprefect meedeelde de 26(!) mannen te hebben omsingeld. En wat bleek: ze waren ongewapend. Of dat al die tijd zo was geweest, en dus alle bovenstaande berichten slechts geruchten bleken, of dat ze zich kort te voren van hun wapens hadden ontdaan om zich vervolgens vrijwillig over te geven, laat de berichtgeving niet weten.  Op de vraag van maire van Hugenpoth ‘waarheen de reis ging’, kreeg hij als antwoord: Duitsland.

De opgepakte mannen hebben pech gehad, want een maand te voren had Napoleon aan alle prefecten in zijn departementen laten weten dat eenieder die deserteerde niet meer in genade zou worden aangenomen, maar een vreselijke straf te wachten stond. Voortaan geen amnestie meer. Het werd menens in het leger van Napoleon Bonaparte.

dr. Elze Luikens (c.) (2011). Informatie of contact graag via:

dr.e.luikens@live.nl

Napoleon Bonaparte in de ogen van Jacques Presser

Ditmaal een boekbespreking, omdat buiten deze blog om er ook nog genoeg valt te lezen en te weten over Napoleon. Het boek waarover het gaat verscheen voor het eerst in 1946 en is tot de dag van vandaag een graag gelezen werk over een van Europa’s meest aansprekende figuren, te weten de Franse generaal, consul en vanaf 2 december 1804 keizer: Napoleon Bonaparte. Laat me beginnen met de titel: J. Presser, Napoleon, Amsterdam/Brussel, 1976, 632 pagina’s. Laat me vervolgen met de mededeling dat dit boekwerk niet meer in de actuele boekhandel te verkrijgen is, maar daarentegen lukt u aanschaf ervan tot nu toe vrij gemakkelijk via de betere antiquariaten. Het is de moeite waard, dat kan ik u verzekeren.

Ik weet het, wanneer een schrijver zoveel bladzijden nodig heeft om over het leven van één specifiek persoon te schrijven, gevaar bestaat voor (al) te lange uitweiding. Maar ditmaal is dit niet het geval. Het werk leest, ook al heeft u de schrijfstijl van Jacques Presser (1899-1970) goed te pakken niet in één adem uit, zoals het boek van de hier eerder besproken Adam Zamoyski, maar bevat zoveel boeiende detailinformatie dat je er om zo te zeggen een lange tijd mee vooruit kunt. Wat echter wel het geval is met dit werk: eenmaal uitgelezen heb je aanvankelijk een enorme tegenzin in de persoon Napoleon, dit, omdat Presser Napoleon, Hitler, Stalin en al dat soort personages op een grote hoop gooit. Te weten een hoop die bestaat uit afkeer van gruwelijk despotisme en ontzettende uitbuiting van weerlozen, van lieden die niets, maar dan ook niets om een individueel mensenleven geven. Ik schreef het hierboven al: het werk verscheen voor het eerst in 1946, direct na de Tweede Wereldoorlog. Voor de auteur was net een verschrikkelijke periode uit de Europese geschiedenis afgesloten. Een periode waarin een gruwelijke dictator het erop had aangestuurd zelf de wereldmacht te grijpen en tussen de bedrijven door een volk, het Joodse volk, maar ook politieke tegenstanders, zigeuners en homosexuelen te  v e r n i e t i g e n . En wat doet Presser nu: hij verwijt de Franse keizer hetzelfde te beögen, weliswaar niet direct om een bepaald volk uit te roeien, maar hij Napoleon en zijn familie, zijn maarschalken bestaan uit een stelletje rovers, uitbuiters, die het goede van de Franse revolutie misbruiken voor hun eigen hebzuchtige doeleinden. Heel scherp ook laat de auteur van het boek dit uitkomen, wanneer hij het heeft over Napoleons bespelen van de pers(vrijheid), zijn propagandamachine en al dat waarop hij steunt.

Jacques Presser (1899-1970)

Bron: www.geschiedenis.nl

Het boek Napoleon is het eerste grote ‘Napoleon’ – werk geweest dat ik mij (in 1978) heb aangeschaft. Daarvoor bediende ik me van kleinere uitgaven uit de voornamenlijk pro-Napoleonhoek. Lange tijd heb ik na het lezen van Presser’s werk een hekel gehad aan zulke figuren als Napoleon, totdat andere meer genuanceerde werken me van deze anti-stemming losweekten. Het is waar: Napoleon is een pragmaticus, een koele berekenaar van kansen en mogelijkheden waarin hij voorbij gaat aan gevoelens van weleer, van groepen mensen, van individuen. Maar Napoleon is geen Hitler! En daar slaat wat mij betreft Presser volledig de plank mis.

Hitler is weloverwogen uitgegaan van de ‘Vernichtung’ van velen en zag alleen maar “Unter- en Übermenschen”.  En ging daarbij uit van een verengend soort nationalisme dat eigenlijk voor alle betrokkenen destructief is geweest. Napoleon daarentegen kwam voort uit de Franse revolutie en paste daarvan het door hem voor allen geschikt geachte toe in wetgeving en keizerlijke decreten. Het is veel internationaler van karakter. Het  heeft ons via omwegen de volksdemocratie gegeven waarin wij nu leven. Dat dit ten koste ging van vele mensenlevens is waar, maar daar schrokken Napoleon’s (politieke en militaire) tegenstanders evenmin voor terug.

Wat is de waarde van zo’n boek als dat van Presser. Het biedt het nodige tegengas aan hen die enkel rooskleurig denken over Napoleon en zijn tijd. Het doet inzien dat manipulatie van gedachten door bijvoorbeeld beeldende ‘glamour’ en de ‘schrijvende pers’ te breidelen gevaren zijn van alle tijden.

Tijdens mijn onderzoeken in o.a. het Gelders Archief te Arnhem naar de Bataafs-Franse tijd is bij mij voor de Franse keizer zowel bewondering voor zijn bestuurlijk vermogen als respect voor het ondanks alles doorzetten van voor velen goede wetgeving gaan strijden om voorrang. Voor een samenleving die eind 18de eeuw op een dodelijk zijspoor zat,  is het de redding geweest.

dr. Elze Luikens (c)  Mijn emailadres voor correspondentie is: dr.e.luikens@live.nl