Keizer Napoleons heerbanen: werken aan de weg

In een vorige aflevering schreef ik over Napoleons wegensysteem, dat ook Gelderland doorkruiste. We moeten ons van dat wegennet niet al te veel voorstellen, want, zoals ik de vorige keer al vertelde, het reizen ging in Nederland vaak met de trekschuit of beurtschipper. In Gelderland met zijn voor die tijd dunbevolkte kwartieren (Arnhem=Veluwe, Zutphen=Achterhoek, Nijmegen=Rijk van …. en de Betuwe) was reizen lang niet altijd een pretje. Enkel doorgaande wegen tussen de verschillende stadjes werden jaarlijks onderhouden, maar ze waren voor het overgrote deel niet bestraat. Logementen aan de rand van de bewoonde wereld of in de (dorps)kom boden de doorgaande reiziger slechts eten en onderdak, maar nauwelijks comfort. Meer was er niet. Over die reiziger, zijn papieren en zijn reismogelijkheden een volgende keer.
 
Het onderhoud van wegen en duikers was tot aan de oprichting van het koninkrijk Holland (1806) een plaatselijk probleem, dat wel of niet goed werd aangepakt. Hoe kleiner de plaats, hoe minder aandacht voor het lokale wegennet. Geldgebrek lag hieraan meestal ten grondslag. Geldgebrek dat slechts ten dele kon worden opgevangen door een paal over de weg te plaatsen, het zogeheten tolhek, die tegen betaling werd geopend, en waardoor de municipaliteiten (voorlopers van gemeenten) over enige contanten konden beschikken. Elke Gelderse doorgaande weg werd wel een paar maal ‘geblokkeerd’ door dit tolbomensysteem. Van Elburg naar Hattem, van Apeldoorn naar Arnhem, van Lichtenvoorde naar Bocholt, van Wageningen naar Ede, enz. de koetsiers, maar ook de reizigers te paard én te voet moesten steeds weer een paar maal per dag in de geldbuidel tasten. Nogmaals, het was de bedoeling dat dit geïnde geld door het plaatselijk bestuur werd besteed aan wegenonderhoud. Maar onderzoek in het Gelders Archief te Arnhem heeft menig dossier aan het licht gebracht zoals het verhaal van de plaatselijke autoriteiten van Zetten en Bronckhorst die bijvoorbeeld ruzieden met de Heer van de plaatselijke landzate*, die zelf ook een beetje beter wilde worden van die tolgelden. Ik doel op de langslepende kwestie te Keppel met Van Palland die weigerde medewerking te verlenen aan ook maar een klein beetje wegenonderhoud vanuit zijn eigen klein territorium naar genoemde plaatsen, zolang niet duidelijk was wie welke kosten op zich moest nemen en waarmee deze kosten moesten worden gedekt. Saillant detail is dat hij  van 1807 tot 1811 Kwartierdrost van Zutphen was en  heel goed wist hoe bepaalde zaken aan te houden of te omzeilen. De nieuwe kwartierdrost/onderprefect A.P.R.C. van der Borch van Verwolde heeft er een lastige kwestie aan gehad, die te lang duurde, waarop hij bemiddeling vroeg van prefect Van Andringa de Kempenaer, die na veel vijven en zessen besloot tot het samenvoegen van alle plaatselijke tolgelden waaruit alle directe onkosten moesten worden gedekt; wat overbleef kon bij de prefecture worden gedeclareerd, die er vervolgens zolang over deed tot uitbetaling over te gaan, waardoor er in Keppel en omstreken opnieuw rumoer over de affaire begon te ontstaan. Elders deden zich soortgelijke zaken voor. Liep een weg over de dijk en vervolgens over gronden achter de dijk dan konden de gemoederen, zoals in het Gelders rivierengebied, behoorlijk oplopen over de vraag: wie wat en hoeveel had bij te dragen.
Napoleon had inmiddels voor Frankrijk, we schreven het al in de vorige bijdrage over dit onderwerp, een systeem ontwikkeld, waardoor hij gegarandeerd over grote heerbanen kon beschikken en onze koning Lodewijk Napoleon had vanuit Utrecht, over Amersfoort inmiddels een verharde weg laten aanleggen naar zijn zomerpaleis Het Loo te Apeldoorn. In feite, zo deed het voor de buitenwacht aan, voor privédoeleinden, maar ik denk dat we de Koning daarmee onrecht doen. Maar nogmaals, voor de rest was men afhankelijk van de goede wil van lokale bestuurders. Met de al in eerdere bijdragen beschreven ontwikkelingen (over de eerste maanden van 1810) werd het tijdgenoten duidelijk dat ook de ‘Hollandse’ koning voortaan verplicht was te doen zoals men (lees: keizer Napoleon) in Frankrijk al enige jaren voorschreef en in wetten had vastgelegd. Vandaar zijn in juni dat jaar, samen met de ministers van Binnenlandse Zaken en Landbouw, ontworpen wetswijziging. Het betrof voornamelijk de ligging en doorgang der wegen, het naast de wegen zich bevindende geboomte en struikgewas en de langs de wegen zich bevindende bewoning. Allerlei voorschriften waren opgenomen om in ieder geval het aanzien van het wegennet te verbeteren: à la France. Wrang voor Lodewijk Napoleon was dat de mede door hem ontwikkelde wetgeving, zoals ze in Gelderland op de 23ste van Hooimaand 1810 (23 juli) voor effectief werden verklaard, ingingen nà zijn plotse abdicatie. We gaan dat moment, 2 juli 1810 naderen; het moment dat een week later werd gevolgd door de kille administratieve samenvoeging met l’Empire Franc,ais.
Zie hieronder voor het wetsontwerp de drie naast elkaar gevoegde documenten (ook als diasessie te downloaden)
 
AA, oud-Apeldoorns-archief, gemeentebestuur, inv.nr. 326.
 
dr. Elze Luikens (c).  e-mail: dr.e.luikens@live.nl

2 Reacties op “Keizer Napoleons heerbanen: werken aan de weg

  1. Dit is op Keizer Napoleon Bonaparte, koning Willem I en hun (Gelderse) onderdanen; geschiedkundige ontwikkelingen van bestuur en samenleving herblogden reageerde:

    De komende tijd herplaats ik een serie “oude” blogs, die de moeite van het teruglezen waard zijn. De nadruk komt de eerste afleveringen te liggen op de werkzaamheden van sous-préfet (onderprefect) Van der Borch van Verwolde, die in de Napoleontische jaren Zutphen en de Achterhoek vertegenwoordigde in het bestuur van het Departement. Veel leesplezier.

  2. Pingback: Merkwaardig (week 27) | www.weyerman.nl

Plaats een reactie