‘Switchen’: hoe Fransgezinde bestuurders in de problemen kwamen. Deel XXVI. Geschiedenis van Nederland

Ditmaal de voorlopig laatste blog over de Apeldoornse geschiedenis die als voorbeeld voor de rest van provincie en land dient, wanneer we spreken over de periode 1780-1825. Hierna ga ik verder met meer Gelderse-landelijke kwesties.

Waar waren we gebleven? O, ja, de Apeldoornse maire Gunning(h) had zich door een drietal zaken flink in de nesten gewerkt. In de eerste plaats had hij het paleispersoneel tegen zich in het harnas gejaagd, vervolgens had hij met de beste bedoelingen naar ik mag aannemen gemeentegelden helaas voor hem verkeerd belegd. De derde affaire stammend uit de laatste maanden van 1813 dat de Fransen het hier nog voor het zeggen hadden, de ‘pallisadekwestie’,  is allesbepalend geweest voor het verdere verloop van zijn bestuurlijke loopbaan. Over deze zaak  en wat er zoal uit voortvloeide gaat deze blog.

Vanaf september 1813 zag de leiding van het Franse leger, dat hier gestationeerd was in opdracht van Napoleon zich genoodzaakt van de IJsselstad Deventer een vestingstad te maken. De bedoeling was een pallisadering bestaande uit houten palen rondom de stad op te trekken om daardoor vijandige troepen tegen te kunnen houden. Een Frans legeronderdeel zou zich, voor het geval dat, verschansen in de stad; hetgeen uiteindelijk ook is gebeurd, maar nu loop ik op de zaken vooruit. [Bij Trefwoord zoeken… intikken: Deventer]

Het benodigde hout hiervoor zou voor een groot deel uit de bossen van Hoog-Soeren, kanton Apeldoorn , worden gekapt. De mannen die dit karwei gingen begeleiden werden bij de Apeldoornse bevolking ingekwartierd. Voor het eerst in haar geschiedenis kwam de plaatselijke bevolking tegen weer een inkwartiering in het geweer. Ook weigerden inwoners mee te helpen bij het verplichte kapwerk en het verplicht transporteren van de palen naar Deventer; enkelen saboteerden het kappen door onregelmatig of soms helemaal niet op hun werk te verschijnen. Weer anderen daagden de begeleidende gendarmes uit door tijdens het transport de palen van de wagens af te gooien. ‘Toevallig’ langs de weg staande inwoners ‘transporteerden’ het hout naar hun woning of schuur.

De kwestie van de pallisadepalen heeft gedurende de periode oktober 1813-januari 1814 tot op departementaal niveau de gemoederen beziggehouden. Brandbrieven en op den duur bedreigingen van hogerhand werden steeds maar weer bij Gunning afgeleverd. Overleg tussen de (sous-)prefect, de aannemer, de vestingcommandant van Deventer, de Apeldoornse en ook andere maires (waaronder die van Dieren en Twello) leidde maar niet tot enig gunstig resultaat. De verlangde hoeveelheid hout kwam niet op de afgesproken datum aan. Uit de hierover gevoerde correspondentie blijkt overduidelijk dat Gunning hiervoor verantwoordelijk werd geacht. Hij had immers op persoonlijke titel – alsof het zijn vroegere leveranties betrof – toegezegd zorg te zullen dragen voor het kappen en transporteren van de boomstammen. De bevolking die de opgelegde inkwartieringen, extra werkzaamheden en wellicht ook de levensmiddelenleveranties aan het Franse leger moe was liep door haar verzet wel het risico op zware straffen. Ongetwijfeld was ook hier wat dat betreft het nieuws wel doorgedrongen van de uitvoering van zware straffen in opdracht van de Franse keizer toen over de grens in het Emserdepartement-Duitsland arbeiders zich ongehoorzaam hadden opgesteld. Het napoleontisch systeem schrok inmiddels allang niet meer terug voor strafexecuties. Het is door de gebeurtenissen op het eind van 1813 niet zover gekomen. Wellicht telt mee ter verklaring van deze riskant dwarse houding van de mensen uit de streek, dat de meesten twijfelden aan Gunnings werkelijk gezag. In hun opstandigheid werden ze in ieder geval voorgegaan door de gewezen vlootoverste Van Kinsbergen, door Napoleon nog in 1811 niet tegen zijn wil tot ‘senateur’ benoemd. De beroemde zeeheld koos op het naderen van de geallieerden ineens openlijk de zijde van de a.s. nieuwe machthebbers.

De Staatkundige/departementale dagbladen van de departementen van de Boven-IJssel en van de Zuiderzee maakten respectievelijk op 4 en 9 december 1813 melding van het feit dat er zich inmiddels al op 22 november een detachement van zo’n 66 kozakken in Apeldoorn ophield. De vierentwintig veteranen onder bevel van ene kapitein Lambrechts, die inmiddels waren ‘vereerd’ met de opdracht paleis Het Loo en omgeving te behoeden voor plunderingen, traden met hen in onderhandeling. Afgesproken werd het paleis en de omliggende percelen met rust te laten en daarmee was voor hen de kous af. De Apeldoorners moesten maar zien hoe ze het met de ‘bevrijders’ regelden. Dat de aanwezigheid van de kozakken niet van lange duur was, bleek weldra. Daags na hun arriveren verdwenen ze al weer; wellicht kozen ze het hazenpad op het naderen van Franse troepen die waren gestationeerd te Voorthuizen. De bevolking die daags tevoren nog hadden gevlagd, borg begrijpelijkerwijs op die 23ste november hun vlaggen op in afwachting van betere tijden.

De eerste Kozakken arriveren in Nederland; zij vormen het ondersteuningsleger van de Russen, Oostenrijkers en Pruisen door zich over een hele regio uit te zwermen

De eerste Kozakken arriveren in Nederland; zij vormen het ondersteuningsleger van de Russen, Oostenrijkers en Pruisen door zich over een hele regio uit te zwermen

Het Franse detachement bleek niet gekomen te zijn om de kozakken te verjagen – ze hebben waarschijnlijk niet eens weet gehad van hun aanwezigheid – maar om maire Gunning te komen halen en naar Utrecht te brengen. Het verhaal wil nu dat dit kwam omdat de maire een door de Deventer Franse bezetting verlangde bevoorrading had geweigerd op transport te zetten. Maar mijn onderzoek heeft aan het licht gebracht dat het de beleggingskwestie en het niet op tijd afleveren van pallisadepalen er de oorzaak van waren dat de Franse autoriteiten die het in Utrecht nog meenden voor het zeggen te hebben hem hierover aan de tand wilden voelen. Hierover zijn geen notulen terug te vinden. We moeten het doen met wat opmerkingen en kanttekeningen uit het Bataafs-Frans archief (Gelders archief Arnhem) en familiedocumenten. Vooral uit die laatste paperassen zou moeten blijken hoe vaderlandslievend en oranjegezind – dat begon inmiddels al danig te tellen in het grotendeels ‘bevrijd’ Nederland – Gunning eigenlijk was. Hij had immers alles gedaan om de plaatselijke bevolking veel ellende te besparen. We mogen gevoegelijk aannemen dat dat ook zo was, maar het laat niet verlet dat de maire tot op het eind heeft gemeend dat de Frans-revolutionaire zaak voor hem, de Apeldoorners, de Gelderlanders, de Nederlanders en de meeste Europeanen het beste was dat de mensen kon overkomen voor nu en de nabije toekomst.

We zien na 1815 deze tweestrijd in de (west-)Europese samenleving steeds weer terugkomen. Ook al zou het revolutionaire, napoleontische, europees getinte elan een tijdlang van het toneel verdwijnen…. weg zou het de rest van de negentiende eeuw nooit zijn. Steeds weer laaide de hartstocht voor zijn principes opnieuw op. Liberalisme, socialisme, communisme en vrijzinnig denken kwamen uit de gebeurtenissen eind achttiende begin negentiende eeuw voort…. uiteindelijk uitmondend in wat gezien wordt als onze hedendaagse westerse democratie. Het maakt studie van die eeuw ook zo boeiend, dit in tegenstelling tot wat lange tijd in bepaalde kringen over deze eeuw is gedacht. De negentiende eeuwers zouden benepen, kleingeestig en moralistisch zijn geweest. Degenen die dat (nog) denken zijn voor hun bestuderen van dit tijdvak wellicht ergens halverwege de eeuw begonnen, toen de revolutie van 1848, die juist alles uit de napoleontische jaren weer naar voren bracht, door haar tegenstanders getracht werd weg te drukken. Maar genoeg hierover. Nog even dit: er is nog een groep mensen geweest, vooral de landsadellijke aristocratie en gewezen bestuurders, die bekend stonden als Napoleonaanhangers, die ineens de nieuwe machthebbers na 1815 uit ‘overtuiging’ omarmden. Hen noem ik gemakshalve: de switchers. Voor de switchers gold de waan van de dag. Dat betekent (voor hen) dat wiens vlag het best te zien is de meeste volgers krijgt. Dit wordt soms ook wel pragmatisme genoemd. Gunning werd daarvan de dupe. 

Maire Gunning, één van zijn zonen en het municipaliteitsraadslid J. Mulder werden onder militaire escorte vervolgens via Amersfoort naar Utrecht gebracht en daar door enkele Franse autoriteiten ondervraagd. Omdat de bakens intussen toch wel heel snel verzet werden – een geallieerd legeronderdeel stoomde op richting Amsterdam – besloten de Napoleongetrouwen met de maire in hun midden richting Parijs af te reizen om daar het onderzoek tegen Gunning in alle rust te kunnen voortzetten. Het Apeldoorns gezelschap heet telkens opnieuw ondervraagd te zijn zonder dat dit onmiddellijk een helder licht op de affaire wierp. En dan komt oud koning Lodewijk Napoleon zich met de zaak bemoeien; tenminste zo luidt het vervolg van het verhaal. Het Gunning c.s. opgelegde arrest zou door zijn toedoen zijn verlicht waardoor de Apeldoorners zich wat vrijer in Parijs konden bewegen. Gunning kende trouwens de weg in Parijs: hij was er in 1811/12 voor een dienstreis geweest. Ik betwijfel of Lodewijk op dat moment nog wel zoveel invloed heeft gehad dat hij voor elkaar kreeg wat er later over is verteld, maar anderzijds de Franse bureaucratie werkte ook op het moment dat de Franse hoofdstad omsingeld was weliswaar stroef, maar nog steeds doeltreffend. Het is denk ik het meest voor de hand liggend dat met het ineenstorten van het Napoleontisch systeem de noodzaak om verder onderzoek te verrichten en de heren nog langer vast te houden was vervallen. Na hun ‘vrijlating’ vertrokken de mannen op hun gemak richting Nederland.

Bij aankomst in Apeldoorn stonden J.C. van Lichtenberg, de nieuwe burgemeester ad-interim, en de andere lokale bestuurders Gunning niet met open armen op te wachten. Integendeel, direct na zijn aankomst werd hij wederom, maar nu door Nederlandse autoriteiten, geconfronteerd met die andere kwestie en wel die van de ‘verdwenen gelden’.

Na Napoleon wordt de prins van Oranje-Nassau de nieuwe machthebber over de Nederlanden

Na Napoleon wordt de prins van Oranje-Nassau de nieuwe machthebber over de Nederlanden

Gedurende de jaren 1813-1821 werden hij telkens opnieuw gesommeerd door het plaatselijk en provinciaal bestuur de boeken, die waarschijnlijk ergens op een Parijs bureau waren achtergebleven en in een dossierkast waren beland, te komen overleggen. Men dwong hem telkens weer verantwoording af te leggen over de kastekorten uit de jaren 1811-1813. De oud-maire heeft de zaak zeven jaar weten te traineren door bijvoorbeeld uitstel aan te vragen of door zijn echtgenote de honneurs te laten waarnemen, wanneer hij weer eens buiten de plaats was. Een enkele maal draaide Gunning de zaak om door zelf een financiële schadeloosstelling te eisen voor die keren dat hij voor de Apeldoornse belangen was opgekomen en daarvoor helemaal naar Parijs had moeten afreizen; met deze plotse eis wist het Apeldoorns gemeentebestuur op zijn beurt weer geen raad. En zo sleepte de zaak zich maar voort. Waar elders de meeste maires door het nieuwe bewind onder koning Willem I waren gehandhaafd in hun positie was er in het Apeldoornse nabij paleis Het Loo, het nieuwe zomerverblijf van de de Oranjes, almaar dat gedoe.

Gunning ging zelfs zo ver dat hij eigenhandig de door hem gemaakte kosten alvast verrekende met de hem ten laste gelegde schadepost van f. 1500,-. De buitenlandse reizen hadden hem immers f. 4000 gekost. Niet de gemeente, maar hij had ineens een claim die er niet om loog. Als getuige haalde hij J. Elberg, de belastinginspecteur der lokale directe belastingen, gestationeerd te Apeldoorn, erbij. Deze was immers getuige geweest van het een ander, maar wel een slechte zo bleek, omdat het geheugen van Elberg niets wist te produceren dat ook maar de oud-maire enigszins kon vrijpleiten.

De nieuwe Apeldoornse burgemeester/schout J.A.J Sloet tot Olthuis (1818-1824) maakte plots een eind aan de slepende zaak door te verklaren dat de boeken over de jaren 1811-1813 voor iedereen die niet binnen drie weken na afkondiging reageerde gesloten werden. Menigeen die na deze oproep te laat was, was hierdoor zijn geld kwijt, maar de rust keerde in ieder geval wel weer terug. Niet voor Gunning. Hij wilde zijn papierfabricage na al het gedoe hernieuwd opstarten, maar had hiervoor wel een gemeentevergunning en subsidie nodig. Sloet adviseerde negatief, wat hem nu ook zakelijk de genadeslag gaf. Kort hierna verliet hij de gemeente Apeldoorn.

*                               *                               *                                *

In de volgende blogs vervolgen we het Gelderse, maar ook hier en daar landelijk verhaal, dat uit de staatkundige couranten valt te reconstrueren, beginnend met het laatste gedeelte van Napoleons reis door de verschillende departement.

dr. Elze Luikens (copyright).

Mijn emailadres voor uw reacties, vragen, etc. is: napoleon-info@hotmail.nl

En dan nog dit:

Jan Postma promoveerde onlangs aan de Leidse Universiteit op het onderwerp Alexander Gogel, de Nederlandse staatsman die op deze website/blog ook al eens langs kwam in Geschiedenis van Nederland. Van het proefschrift is een handelseditie verschenen bij Verloren-Hilversum. Hieronder de flyer.

flyer_gogel-jpg-laatste-versie

 

 

Een Reactie op “‘Switchen’: hoe Fransgezinde bestuurders in de problemen kwamen. Deel XXVI. Geschiedenis van Nederland

  1. Pingback: Merkwaardig (week 11) | www.weyerman.nl

Plaats een reactie