Allereerst de gegevens: Johan op de Beeck, Waterloo. De laatste 100 dagen van Napoleon, Manteau, Amsterdam, 2013, 423 pagina’s. ISBN 978 90 223 2854 5.
Op de Beeck’s werk Napoleons nachtmerrie. 1812 Hoe de keizer en zijn soldaten ten onder gingen in Rusland is in een eerdere boekbespreking behandeld; zie voor meer info de rubriek met dezelfde naam rechts naast de blog.
********************
Om maar met de deur in huis te vallen: Op de Beeck’s nieuwste boek over keizer Napoleon Bonaparte ritselt nu en dan van de type- en drukfouten. Dat had beter gemoeten. En ook de Inleiding is op zijn zachtst gezegd hier en daar behoorlijk scherp door de bocht. Zo is Lodewijk Napoleon, Koning van Holland geworden in 1806, niet allereerst ‘gedropt’ in Amsterdam, maar in Den Haag. En het conflict tussen Frankrijk en Engeland dateert niet vanaf Napoleon, maar al van sinds de Middeleeuwen (De Honderdjarige Oorlog). Dit hele eerste hoofdstuk is mij bovendien te 21ste eeuws geschreven; misschien voor een enkeling wel vet en cool, maar daardoor bij tijd en wijle gewoon onvoldoende in zijn noodzakelijke aanpak. Het is dan ook alsof de hoofdpersonen in de hedendaagse politieke en maatschappelijke ontwikkelingen een hoofdrol spelen in plaats van eind 18de begin 19de eeuw. En zo kunnen we wel even doorgaan, echter… dat doen we niet! ‘Dat doet onrecht aan de overgrote rest van het boek.
Want daarna gaat het boek pas goed van start en beschrijft een Epos die ik niet eerder zo boeiend beschreven heb gezien. Niet vanuit de hoogte wordt op het slagveld en de aanloop ernaar toe neergekeken en wordt in hoogdravende woorden verteld wat zich in het ondermaanse allemaal afspeelt. Nee, de lezer wordt door allerlei hartverscheurende taferelen, die het Verhaal hebben gevormd, meegevoerd en dat aan de hand van de levens van mensen van vlees en bloed, die het allemaal aan den lijve hebben ondervonden. Zowel zij die vochten in de legers van Napoleon als in de legers van de Engelsman Wellington en de Pruis Blücher.
Al vanaf p. 52 weten we onmiddellijk wat het harde soldatenleven werkelijk inhoudt. Niks geen geromantiseer van Op de Beeck: feiten en nog eens feiten. De harde waarheid. Een waarheid die in alle eeuwen dezelfde is; de waarheid van alle veldslagen bijeen. De hoofdpersonen aan Franse zijde, Napoleon, maar vooral toch zijn maarschalken Michel Ney en Emmanuel de Grouchy, worden sterk neergezet. Maar ook gewone jongens als de Franse luitenant Martin en de Engelse kapitein Cavalié Mercer.
Ook al zal de lezer aanvankelijk denken dat met name Ney van de schrijver een dikke onvoldoende krijgt, verderop in het verhaal blijkt dat dit slechts onderdeel is van de compositie van het verhaal. En de letterlijk en figuurlijk dwalende maarschalk Grouchy, waar uiteindelijk mede de nederlaag van Napoleon bij Waterloo aan te wijten is geweest, wordt de lezer breeduit en in weinig verhullende termen beschreven. De tactiek van het oorlogvoeren is begin 19de eeuw technisch gezien een andere dan die van de wereld waarin wij leven. De verschrikkingen zijn echter dezelfde!
Kort de inhoud van het boek: na de wat matige Inleiding wordt ons verteld hoe het Napoleon is vergaan sinds april 1814. Wie hem trouw zijn gebleven en wie niet. Hoe het in korte tijd bergafwaarts gaat met de mentale toestand van de Fransen, na Napoleons verbanning naar het eilandje Elba, nu onder hun nieuwe koning Louis XVIII. Hoe Napoleon op het Middellandse zee eilandje opperhoofdje mag ‘spelen’ en dat spel ook heel goed meespeelt. Ook zal de lezer begrijpen waarom Napoleon eigenlijk niet veel anders kon dan ontsnappen van Elba.
En dan gaat het snel: de aanvankelijke vredesduif Bonaparte wordt door de door de gebeurtenissen overvallen overwinnaars van voorjaar 1814, die al feestende in Wenen aan het confereren zijn over de vraag hoe het verder zal moeten gaan met het na-Napoleontische Europa, behandeld als de vervaarlijke adelaar die hij volgens hen nog steeds is. Het is troepen verzamelen geblazen.
Op de Beeck doet goed uitkomen dat Napoleon in de weken en dagen voor de uiteindelijke Slag bij Waterloo kans op kans heeft gehad om zijn directe tegenstanders (Wellington, Blücher) zoveel schade aan te brengen, dat zijn ‘victoire’ uiteindelijk gevierd had kunnen worden in Brussel en Parijs. Het is niet zover gekomen, mede omdat de Franse keizer al vóór de Slag in Frankrijk staatsrechtelijk gekortwiekt was. Men duldde hem. Men wachtte af. De hem geschonken loyaliteit van een deel van zijn onderdanen bleek uiteindelijk meer formeel dan hartelijk gemeend te zijn.
Het had er in de aanloop naar Waterloo veel van weg dat men wel zou zien waar het op zou uitlopen. Er werd op het slagveld door de Franse soldaten dan ook menigmaal getwijfeld aan de tijdens de gevechtshandelingen noodzakelijk geachte toewijding van hun ‘nieuwe’ officieren. Zij, de manschappen, zijn voor Napoleon door het vuur gegaan; laat daar geen misverstand over bestaan. Ze beseften wat er voor hun op het spel stond: het behouden of verliezen van hun vrijheid, meer gelijkheid en de gezochte napoleontische broederschap.
In een aantal hoofdstukken wordt de Slag zelf beschreven: beide zijden worden uitgebreid en vooral aan de hand van dagboekfragmenten, brieven en memoires toegelicht. De rol van de Belgen en Nederlanders met hun legeroversten Van Merlen en Chassé is met name dé eyeopener van dit boek. Tot nu toe is in eerder verschenen boekwerken dit onderdeel van het Epos stiefmoederlijk behandeld. Op de Beeck doet ons de gebeurtenissen eindelijk in een ander licht zien. Niet schel, maar verhelderend. De verering die de Nederlandse kroonprins Willem tot dan ten deel is gevallen, wordt als de gegevens kloppen, en waarom zouden ze ook niet kloppen, in een toch wat ander daglicht geplaatst. Ere wie ere toekomt: het zijn de gewone soldaten geweest die het werkelijke vuile werk hebben opgeknapt. Enkele van hun aanvoerders liepen daarbij slechts hinderlijk in de weg.
Het lezen over de feitelijke Slag bij Waterloo (16-18 juni 1815), over enkele hoofdstukken verdeeld, met veel achtergrondgegevens… zou u lezer in een paar dagen moeten zien te klaren. U krijgt dan precies mee wat er zich zo ongeveer tijdens die dagen heeft afgespeeld. En dat is niet prettig. Dat is afgrijselijk.
Het is – ook al doet de titel van het boek iets anders vermoeden – niet zozeer dat u veel over Napoleon persoonlijk leest – zelfs minder dan je zou verwachten – maar dat komt gewoon,omdat hij slechts een van de vele, vele tienduizenden was. De spil der gebeurtenissen is hij, zo begrijp ik uit Op de Beeck’s betoog, niet meer. Ook dat geeft een nieuwe kijk op de gebeurtenissen. Het is alsof de Keizer niet echt de regie over al de gebeurtenissen in handen heeft gehad. Hét grote probleem was voor hem het gebrek aan goede communicatie tussen de verschillende Franse legers en hun generaals en maarschalken. Een onderdeel dat hij gewoon verontachtzaamd heeft te regelen; of nog erger… gewoon is vergeten. Het kenmerkt de hele situatie.
Ook het epos rond Wellington c.s. is mooi en helder verwoord. Diens stille strategie, zo blijkt achteraf, is allesbepalend geweest. Het schijnbaar aangename leventje dat met name de Engelsen in aanloop naar Waterloo leidden – een galafeestje hier, een balavond daar – … in werkelijkheid waren ze tot in hun vezels doordrongen van het besef hoe belangrijk een overwinning op Napoleon die junimaand 1815 voor de toekomst van hun Europa was. En ook hier weer: vele dagboeken, memoires etc. door Op de Beeck allemaal uitgeplozen en op de juiste plek in het verhaal neergezet.
Aan het eind zal menig lezer een conclusie verwachten. Op de Beeck ontwijkt dit, zo lijkt het, door zijn lezerspubliek mee te voeren naar het levensverhaal/verloop van de verschillende door hem geportretteerde mannen die er middenin hebben gestaan. Wel haalt hij nog even in het hieraan vooraf gaande hoofdstuk uit naar al die geschiedschrijvers nà Waterloo die zo ondubbelzinnig een verkleurd verslag hebben gemaakt van het gebeurde door doelbewust feiten weg te laten, of zo te verdraaien dat bijvoorbeeld het bijna heroïsche deel van de Belgen en Nederlanders nergens meer terug te vinden is in de historische literatuur over het onderwerp. Met name de Engelsen (heel bont heeft William Siborne het in deze gemaakt) hebben er erg veel last van gehad – zo schijnt het – en hebben geleden aan een ernstige vorm van partieel geheugenverlies.
Tot slot: in de tekst zelf staan weinig afbeeldingen en kaarten die het verloop van de Slag ter plekke kunnen verhelderen; een opmaakkwestie denk ik. Dit wordt echter meer dan goed gemaakt door de kaarten en platen achterin het boek. Hieronder enkele voorbeelden.
Al met al een bijzonder interessant vervolg op Op de Beecks eerdere boek over de Tocht naar Rusland. Bij tijde en wijle imponeert dit nieuwe werk waar de auteur heel veel moeite en tijd in heeft gestoken. De Inleiding zij hem vergeven.
dr. Elze Luikens (copyright 2008-2014)