Koning Lodewijk Napoleon laat de bestaande maten en gewichten inventariseren.

We weten het allemaal. Keizer Napoleon Bonaparte verlangde van de inwoners van zijn keizerrijk dat ze allemaal dezelfde maten, gewichten en een gelijk munttype zouden gaan gebruiken. Het maakte zijn administratie der dingen alleen maar gemakkelijk, zo was de achterliggende redenering. Zijn broer Lodewijk Napoleon had voor zijn koninkrijk Holland deze opdracht tezamen met de andere op Franse leest gebaseerde projecten juni 1806 meegekregen naar zijn Koninkrijk Holland. Er diende vooral met die maten en gewichten haast te worden gemaakt. Het liefst zag Napoleon Bonaparte dan ook alles ingevoerd vóór het jaar 1810. [Opvallend dat vanaf 9 juli dat jaar de Nederlandse gewesten allemaal onderdeel uitmaakten van datzelfde Keizerrijk.]
Lodewijk zou Lodewijk niet zijn als hij niet eerst liet inventariseren welke maten en gewichten er zoal in omloop waren. Het geld was nog het minst moeilijk: de duiten, stuivers, schellingen, halve- en hele guldens en zilveren rijders waren overal van hetzelfde gewicht en waarde en waren eveneens eenvoudig om te rekenen in Franse francs. Het probleem lag’m bij de andere twee onderdelen.
In het hele land werden hiervoor in de loop van het jaar 1809 naar de verschillende municipale (zeg maar: gemeentelijke) besturen een aantal invulformulieren gezonden. Het zal in de andere departementen niet anders zijn geweest, maar de naar landdrost De Vos van Steenwijk (te Arnhem) teruggestuurde antwoorden logen er niet om. Wat een lappendeken! Geen wonder dat een klein beetje uniformiteit beslist niet te veel gevraagd was. Had die lappendeken in feite te maken met de plaatselijke handel en bedrijvigheid, die niet veel verder kwam dan een bepaalde regio, de plannen bestemd voor het nieuwe Nederland van Lodewijk Napoleon wilden aan dit soort particularisme een eind maken. Minister van Financiën Gogel moet hier even worden genoemd; op hem komen we in een latere bijdrage terug.
 
Nu een klein overzicht van de gegeven antwoorden op de vraag: welke maten waren er zoal in gebruik?
 
Apeldoorn: maten als te Deventer; Hattem: de Hollandse el; Heerde: de Brabantse el; Nijkerk: de Amsterdamse voetmaat; Zevenaar: alles wordt hier gemeten als in Emmerich (Dlnd.); Bredevoort: wij kennen de Rinlandse voetmaat; Gendringen: wij passen de smal- en breeddoeksche el uit Groenlo; Elst: richt zich op de Nijmeegse maten; Ruurlo: wij passen de Zutphense kan toe; Opijnen: bij ons de jenevermaat van Nijmegen in gebruik.
Een iets uitvoeriger antwoord kwam uit Batenburg: ,,Onze natte en droge maten en ook onze gewigten worden te Nymegen geykt. De yker komt niet naar Batenburg; enkel om er schepen en schuiten te ‘branden’komt hij naar ons toe.” Het ambt Betuwe meldt ten slotte: ,,Het yken van de maten wordt door de ingezetenen in de nabuurige steden Arnhem, Wageningen en Nymegen uitgevoert.”
 
Terzelfder tijd dat deze kwestie speelde, kwamen vanuit Engeland oorlogsschepen met een paar duizend man aan boord richting Walcheren varen (29 juli). Enkele dagen later bleek het koninkrijk Holland geen onneembare veste. Over Lodewijks vrijwilligersleger, hoe er in Gelderland op deze inval werd gereageerd, zal in de volgende afleveringen uit de doeken worden gedaan. Het zou geen verheffend tafereel worden.
 
dr Elze Luikens (c). 
Wilt u vragen stellen, inhoudelijk reageren of zo maar eens een opmerking kwijt? Dat kan en wel naarelzeluikens@live.nl
 

Plaats een reactie